Een paar dagen geleden had ik nog hoge verwachtingen van het debat in de kunsthal. Inmiddels ben ik geweest. Helaas voldeed het debat niet aan mijn verwachtingen, maar de eerlijkheid gebiedt me te vermelden dat dat hoogstwaarschijnlijk meer te maken had met mijn veel te hoge verwachtingen. Het debat werd weliswaar nooit een debat (eerder een aantal monologen), maar de input was niet slecht. Twee filosofen, een curator en een kunstenaar, wiens werk centraal stond in het gebeuren ene Bjorn Melhus; een videokunstenaar. In zijn laatste video ‘The theory of freedom’, refereert hij aan de ‘grand old Lady’ Ayen Rand die met haar filosofie , die zij’ objectivisme’ noemt, een laissez-faire-houding van de overheid bepleit. Economisch gezien ziet zij een totale vrije markt als de enige juiste weg. Ze is dus feitelijk een libertijn, die een rationeel gedreven eigenbelang als de enige juiste motivatie ziet. Haar boeken ,’ the fountainhead’ en ‘Atlas shrugged’, zijn, zo beweert men, na de bijbel de best gelezen boeken in de USA.
Dat is mooi, maar dat wist ik allemaal al. Daarvoor hoefde ik niet naar het debat.
Ook Foucault en Deleuze kwamen voorbij, maar zo lichtvoetig en snel, dat ik ook daar niets mee kon. Verder werd er gesproken over de positie die een hedendaagse kunstenaar nog kon innemen. De twee uitersten waren; geheel autonoom kunstenaar tegenover zoiets als ‘community artist’, oplossend in sociale processen. Hier kwam dus Rancière (zonder dat hij genoemd werd) om de hoek zeilen. Voor Rancière is het daarbij van belang dat kunst nooit consensus, maar altijd dissensus bewerkstelligt.
Het gaat dan om de spanning om radicale gelijkheid te bewerkstelligen in een systeem dat hiërarchisch is geconstrueerd.
Vragen als, ‘kan iemand (kunstenaar of niet) überhaupt ooit autonoom zijn?’ (nee dus), en ‘hoe zal het kunstenaarschap zich gaan ontwikkelen?’, werden niet echt spannend beantwoord. Wellicht omdat iedereen van het panel er een zelfde, aarzelende, maar goed onderbouwde mening op na hield. Het bleef een voorzichtig manoeuvreren van intelligente beschaafde mensen van goede wil.
De nieuwe posities van de toekomstige kunstenaar werden voorzichtig omschreven als achtereenvolgens; er moet een metapositie worden ingenomen, kunstenaars moeten in een coproductie met andere terreinen aangaan en kunstenaars zullen hun speciale positie verliezen (oftewel ;het kunstreservaat zal worden opgeheven). Vooral die laatste opmerking vond ik prikkelend, maar hoogstwaarschijnlijk omdat die dicht ligt bij mijn eigen overtuigingen. De prikkeling was blijkbaar een zelfbevestiging.
En dat is eigenlijk precies wat dit debat was voor mij, een bevestiging van de dingen die ik al wist of kende.
Maar is zo’n bijeenkomst dan juist goed, of toch overbodig voor mij?