Denken is structureren van de werkelijkheid.
Wat we doen is niets anders dan patronen maken.
Het mooiste voorbeeld vind ik nog altijd het verhaal van de sterrenhemel.
Wat er te zien is bij een mooie heldere sterrenhemel zijn miljarden sterren: groot, klein, helder, dof, ver weg, dichtbij, meer dan je ooit kan bedenken en dan ook nog alle schakeringen daar tussen. Wat wij mensen daar vervolgens mee doen wanneer we daar naar kijken is patronen creëren: Grote Beer, Kleine Beer, Leeuw, Boogschutter, etc.
Zo wordt de enorme, massale, overdonderende chaotische hoeveelheid sterren overzichtelijk en voor ons begrijpbaar gemaakt. Die patronen slaan in de werkelijkheid natuurlijk helemaal nergens op, maar ze zijn wel heel nuttig en ook zinvol voor ons. Dankzij de door ons gecreëerde patronen wordt de immense sterrenhemel een boek vol verhalen dat we kunnen lezen. We vergeten dat we de verhalen eerst zelf hebben moeten schrijven, maar we genieten daarom niet minder van de verhalenpatronen wanneer we ze teruglezen. ‘Kijk dáár, de grote Beer,dus dan staat daar de Poolster’ en ‘zie Aquarius! die kondigt de nieuwe tijd aan!’
In vroegere tijden werden zo de Goden in de hemel geduid, alsmede juiste de richting op Aarde. We geloven niet meer in de oude Goden of een toekomst die in de sterren staat geschreven en voor de juiste richting op de snelweg hebben we nu de Tomtom.
De sterren verschralen bij de vele straatverlichting, maar het structureren van de werkelijkheid, het creëren van herkenbare patronen en de vertaling in verhalen die voor ons een betekenis moeten genereren, dat doen we nog steeds. Bij alles en iedereen. Zo komt het dat wij nooit volledig in de werkelijkheid verkeren, maar altijd in onze eigen verhalen lopen. Dat we altijd verkeren in onze eigen verhalen in plaats van in de directe werkelijkheid, dat is niet slecht, maar juist iets goeds. Door de verhalen zijn we in staat richting en betekenis te genereren uit een werkelijkheid die volledig chaotisch en dus zinloos is voor ons. Want pas wanneer we ergens ‘chocola van kunnen maken’ krijgt het voor ons ook betekenis en, alleen een betekend ding is een zinvol ding.
Het bewust worden van hoe betekenis ontstaat en wat zingeving inhoudt, creëert meteen een paradox. Want hoe zinnig is het om betekenis te ontlenen aan iets wat wij zelf die betekenis eerder hebben gegeven, terwijl we ons heel goed beseffen dat zonder betekenis, zonder zinvolheid, wij het niet redden? Een leven zonder zin, is immers het leven niet waard.
Lijken we nu op de hond die zijn eigen staart najaagt, of toch op Goden die hun eigen betekenis soeverein creëren?
Ik heb geen idee, dus hou ik me nog even blind vast aan Hoop, Geloof en Liefde.
Puur uit pragmatisme wellicht, immers zolang het werkt is het waar.