Cul de sac

Bevrijd de
kunst van vernieuwing

Als
kunstenaar sluit ik me regelmatig op in mijn atelier; even weg van de
wereld,even ‘relaxed autonoom’ doen. Daar kan ik in alle vrijheid mijn werken
maken. Maar wat is dat eigenlijk, die
schijnbare onbeperkte vrijheid van de kunstenaar? Wanneer ik daar even bij stil
sta, en wat doe je anders in je atelier dan een beetje stilstaan wanneer je
staat te schilderen, dan snap ik daar eigenlijk niet zo veel van, van die vrijheid in de kunstwereld.

Ik denk dat dat komt omdat er gewoon te veel
vrijheid is.

Ja, ja, ik
weet het; hoe durf je zoiets te zeggen met al die onderdrukking en vervolging
van vrije denkers in de wereld, hoe durf je überhaupt te beweren dat er zoiets bestaat als
een teveel aan vrijheid in de kunst?

Toch voel ik
het zo.

Eerlijk
gezegd wantrouw ik deze zogenaamde totale vrijheid binnen de kunstwereld.

In de
kunstwereld lijkt de vrijheid gratis
verstrekt. En dat gratis krijgen moet je altijd wantrouwen,”Iedereen op het
feest heeft de prijs van de gastheer betaald”, beweerde Aurelius al. En ik volg hem daarin.

Alles komt met een prijs, zo ook de vrijheid
van de kunstenaar. Die vrijheid voelt namelijk eerder als opgelegd , dan als
zelf verworven. Opgesloten in een
reservaat van kunstzinnige vrijheid is de kunstenaar namelijk en passant opgezadeld met de Sisyphus-taak van het eeuwig
vernieuwen. Radicale vrijheid brengt
radicale vernieuwing, zo dacht men waarschijnlijk in het begin van de nieuwe,
moderne tijd.

Een tijdje is dat vernieuwen vanuit vrijheid ook nog redelijk gelukt, maar op uno
momento dado
kwam het verzadigingspunt in zicht. En dan blijkt de ‘gratis
opgelegde’ individuele vrijheid binnen een afgesloten kunstreservaat alleen,
niet meer voldoende om iedere keer weer verrassend, choquerend of vernieuwend
te zijn. Het wordt nog wel geprobeerd, maar de vernieuwingen worden steeds
vaker slappe aftreksels. Vernieuwing om de vernieuwing blijkt
een cul de sac. Ach, het is allemaal niet zo erg, de kunst
heeft haar best gedaan, het vernieuwende werk zit er op,ze is er klaar mee. Andere domeinen in de maatschappij hebben het
stokje al lang overgenomen. De vernieuwingen buitelen immers dagelijks over ons
heen. Echter niet meer vanuit het kunstdomein, het reservaat van de vrijheid is
juist door het geforceerd opdienen van lauwe vernieuwingspap verworden tot
een gemeenplaats van vrijblijvendheid.

Tijd voor iets nieuws dus in het domein der schone
kunsten. Ik pleit er voor om het reservaat open te gooien, de hekken van opgelegde vrijheid af te breken en de kunst te behandelen als de
rest van de wereld. Niks geen extra gratis vrijheid meer en hopen dat de kunstenaar zich weet te bevrijden van al
die ingesleten ideeën over vernieuwingen die hij moet produceren om legitimiteit te
verkrijgen. De kunstenaar moet dan wel even durven stil te staan. Misschien komen we zo als vanzelf in een tijd van vertraging, verstilling en verdieping in de
kunst. Dat zou pas echt een bevrijding zijn.

Duchamp en ik

Een gedachte vanuit het atelier.

Ik
kan me zo heerlijk voldaan voelen wanneer ik een schilderij klaar heb. Schilderen
is voor mij een prettige activiteit. Ik heb het gevoel dat ik in de tijd zit en
de wereld bestaat uit mij en mijn werk, verder niets. De grote buitenwereld is
er even niet.

En
ik voel me dan…,

”Bête
comme un peintre”, zo stom als een schilder, tenminste zo benoemde Marcel Duchamp dat, en hij kon het
weten want hij had er, toen hij dat beweerde, al heel wat jaartjes als schilder
opzitten. Maar hij stopte met kwasten en zette vervolgens plompverloren een
pissoir in een tentoonstelling. De ’ready-made’
was geboren en daarmee begon ook een totale verwarring in de kunstwereld.
Immers vanaf dat moment was het volslagen onduidelijk wat nu wel of geen
kunstwerk kan worden genoemd. Als een pissoir een kunstwerk kon zijn, dan kon
immers alles kunst zijn… alles of niets natuurlijk, iedere grens was
opgezegd.

Het
is ongelooflijk hoe enorm de impact van een slechte grap (want dat was de daad
van Duchamp in eerste instantie, zo vermoed ik) kan zijn op het verdere verloop
van de kunstgeschiedenis. Meer dan honderd jaar zijn verlopen en nog steeds
vormt dit absurde kunstwerk een van de piketpaaltjes van de hedendaagse kunst. Geen
enkele kunstenaar die serieus genomen wil worden ontkomt aan de bomgordel die
Duchamp met zijn actie om elk kunstwerk heeft gegespt, want waarom zou dit nu wel
een kunstwerk zijn en dat niet? Duchamp en zijn discipelen hebben daar bovenop ook
de schoonheid van een kunstwerk verdacht weten te maken. ”Alleen mooi”, mag
niet meer; het werk moet op z’n minst ”interessant” zijn. Interessant is de
term waarmee je altijd wegkomt, wanneer je het over kunst hebt. Met –mooi!-
laat je slechts zien dat je er niks van hebt begrepen en slechts een broekie
bent in de kunstwereld. Kunst in navolging van Duchamp is eerder een puur
intellectueel spel en als er al sprake is van een esthetisch genoegen, dan ligt
ook dat in het spel er omheen en niet in het kunstwerk zelf, oftewel; het gaat
om het praatje in plaats van het plaatje.

Eerlijk
gezegd hou ik wel een beetje van Duchamp’s malligheid en ook het vaak nogal hoogdravend geklets rondom
kunst vind ik best vermakelijk en als het zich voordoet, doe ook ik er
welwillend aan mee. Maar ik blijf
daarnaast van mooie dingen houden. Mooie kunst die niets meer doet dan echt
heel mooi zijn vind ik volstrekt legitiem.

Ik
hou van esthetisch genot en beschaving, ik besef heel goed dat een prachtige vorm geen ethische verantwoorde inhoud garandeert, dat
het ’Schone’ niet meteen ook het ’Goede’impliceert, maar om de vorm te
reduceren tot alleen inhoud, wat de conceptuele kunst soms doet, dat gaat me
wat te ver.

Ik geef daarom mijn vermeende ”bêtise”, mijn
stomheid als makend kunstenaar liever
niet op. Ik blijf lekker hakken en schilderen. De dingen simpelweg mooi maken.